Een brief aan het periodiek van de Christelijke Jongeren Verenigingen in Nederland over de periode vanaf april 1960.
Door J.M. Koksma, een verslag “zoals het voor de mond kwam …”:
Is het alweer vijf jaar? De tijd raast maar voort. Vijf jaar vol van werk voor dit zonderlinge eiland. Een eiland met 5.000 inwoners.
Sommige lieden in Geneve zeiden: “Eigenlijk een te klein aantal mensen om een volledig team in te zetten”. Wat wij direct een onaanvaardbaar uitgangspunt vonden, omdat we nu eenmaal naar Kythera gingen om juist DAARIN verandering te gaan aanbrengen…. Kythera meer “bewoonbaar” te maken, aantrekkelijker te maken voor vestiging. En we staan in het brandpunt van de belangstelling van 50.000 en meer mensen die scherp letten op wat wij doen en klaarspelen, hier op ons verbanningseiland…
Overdreven voorgesteld, dat “verbanningseiland”? Toch niet zo, als het lijkt. Vaak veroordeelt een Griekse rechter iemand voortaan te leven op Kythera! Ver uit de rook van de bewoonde wereld. Verder weg dan Kreta, Rhodos of Cyprus. En een van de opgaven van ons Team was, om daar verandering in aan te brengen.
Er zou een groot boek mee vol zijn te schrijven over ons werk en alles wat daarmee verband houdt.
’t Begon nogal ongelukkig. Van land en volk wisten we nog maar bitter weinig, toen we aan wal stapten. Ons enig contact was mogelijk met mensen die zich enigermate in het Frans, Duits of Engels verstaanbaar konden maken. Zoals dat geschiedde met de notabelen. We werden er vol gestopt met zoetigheid, likeur en weet ik veel meer. En uitgerekend op dat moment knapte ik af…, voor de eerste keer in m’n leven. Ik werd ondergebracht in de logeerkamer van de Bisschop. Op een bed met een gat in het matras, dat was afgedekt met een … pandeksel! Heerlijk bed hoor!
Allereerst moet ik Thanassi Altanis noemen. Onze rechterhand. Hij deed als tolk (Duits) enorm veel voor ons. Hij leerde ons veel van de taal, de zeden en gewoonten. Zonder hem was er nooit een levend contact tot stand gekomen.
Dat we dit contact zeer nodig hadden, wisten we. En daarom besloten we (Annie en ik) om het eerste jaar maar zoveel mogelijk “met de mond dicht” te werken. We pakten het meest dringende project direct aan: de watervoorziening. En wij maar meten. Dwars door de doornen heen, dat nare spul waar heel Kythera mee is overdekt… Andere begroeiing dan dit doorngewas is er praktisch niet.
Wekenlang deden we dit werk. We “showden” werklust, maakten berekeningen en tekeningen, confereerden met notabelen en regeringsfunctionarissen. En studeerden op taal, folklore, zeden en gewoonten.
Het welbewuste hoofddoel in dit eerste jaar 1960 was, onze werklust te tonen. En verder door vertoon van vriendelijkheid, stiptheid en waar mogelijk door hulpverlening het vertrouwen van de bevolking te winnen. Daarna zouden we beginnen met te trachten medewerking te verkrijgen, hen mede te betrekken in de ontwikkeling van hun woongebied en van hen zelf.
Eén van de dingen waaraan het eiland het meeste lijdt, is de kaalheid van het landschap. De Grieken hebben met de houtgewassen altijd de ergst mogelijke roofbouw gepleegd. En dat moest eerst worden hersteld. In 1960 zij we daarmee begonnen. Maar op een zonderlinge wijze.
Tezelfdertijd dat we werkten aan drie waterleidingsystemen (Karavas, Potamos, Logothetianika), hielden we ook de regeringsactiviteiten t.a.v. de bosbouw in het oog. We stapten naar de Bisschop en zeiden dat we van plan waren sterk de bosbouw te gaan bevorderen.
“Prachtig” zei deze… “Dat doen wij ook En nog van dit jaar (1960) zullen er 25.000 bomen worden geplant”. Wij vonden dat machtig en deze toezegging werd het uitgangspunt van onze activiteiten. We maakten een enorme afzetting om de aanplant van vele duizenden bomen te beschermen, zodat de geiten geen vernielingen zouden kunnen aanrichten en keken met spanning uit naar de voorbereidingen van regeringswege. September kwam in het land…, maar van activiteit van die zijde was niets merkbaar. Met 25 jongeren uit het oecumenisch werkkamp hadden wij gedurende augustus gezwoegd aan onze afrastering. Eind oktober…, nog geen nieuws van regeringszijde.
Wel …, Annie en ik naar de Bisschop! “Waar blijven die 25.000 bomen, die U beloofde?” Het lampje ging aan. De Bisschop herinnerde zich zijn toezegging, schaamde zich en gezamenlijk zetten we een denderende actie in.
De regeringshoutvester weerde zich eigenlijk nog het langst tegen de enorme inspanning die hij in het verschiet zag opdoemen.
“Mijn chef wenst een minimum van 5.000 bomen het volgend jaar” zei hij. Wij lachten… “Waarom lacht u” vroeg hij verbaasd.
“Vijfduizend…, zeiden wij…, sjonge jonge…, kun je wel?”
“Wat denkt u dan…, zei de houtvester…, zullen we zoveel niet kunnen bereiken?”
“Zoveel…? herhaalden wij…, zovéél? Man da’s niks!!! 50.000 zul je bedoelen!”
Nu, toen lachte hij. En werd een beetje smadelijk. We kwamen hier om het eiland vooruit te helpen, zei hij en we moesten maar wat reëel blijven. Maar aan het einde van het eerste seizoen, we waren inmiddels de beste vrienden geworden, vroeg ik Yiannis: “En hoe is de stand?” en met trots antwoordde hij: “Op onze lijsten staan tot nu toe 65.000 uitgegeven boompjes!” waarop ik een “Zie je nou wel” niet kon nalaten!
Alles doen we samen. Yiannis chartert veel materiaal voor ons. Soms leent hij ons zijn mensen. Het resultaat is dat het aantal bomen inmiddels is gegroeid tot bij de 250.000!
Inmiddels kwam ook een compleet sociologisch overzicht klaar van het eiland. Dat deed Charley, onze Amerikaanse hulp. Lui dat ie was…, maar hij kreeg het klaar. Bestemming: Genève. In die tijd begonnen we ook met de plannen voor een hotel in Kapsali. Maar het is nog steeds niet gebouwd! Dat gaat niet zo snel hier. Na een jaar hadden we eindelijk de bouwvergunning te pakken. Maar toen moesten we nog meer dan twee jaar wachten en werken voor het vrijgeven van de bouwgrond en nu zoeken we geld voor de uitvoering… Existentiemogelijkheden scheppen…, dat is één van de doeleinden. Een deel van de mensen, die zich niet kunnen bezighouden met de landbouw, kunnen zich dan wijden aan het toerisme.
Eind 1960 begin 1961 namen we de eerste maatregelen voor de verbetering van de landbouw en de veeteelt. De moeilijkheid was dat wij op dit gebied totaal niet onderlegd waren. Financieel zat het eerst eind 1964 mogelijk zijn een goed onderlegde technicus daarvoor hier te krijgen. Maar we hebben inmiddels niet stil gezeten. We ontwikkelden voor een boer uit Livadi een enorme groentetuin. En een grote kippenstal hier in ons dorp Chora. Verder varkensstallen…, vleeskippenteelt en kalveren in Logothetianika. Een flinke onderneming, maar nog niet rendabel. Daar moet een deskundige bij.
Gedurende de jaren 1962/63 hebben we het accent op de veeteelt gelegd. Door artikelen in de pers, lezingen met lichtbeelden en rondschrijvens. En het advies: Stop met die graanbouw op die pietepeuterige akkertjes en ga over op veeteelt. Dat gillen we nog steeds als we een boer tegenkomen. Stukjes grond ter grootte van een huiskamer…, oogst driehonderd dertien magere aren…! Verspilde energie, magere winst.
Daarom bevorderen we maar steeds de stallenbouw. Op andere eilanden loeren ze naar onze resultaten…! De stallen verplicht ze bijna de veestapel op peil te houden en uit te breiden…! Het heeft een tweede voordeel: Ik krijg zo weer stalmest, om daarmede de verschroeide aarde weer wat meer geschikt te maken!
We verschaften verder drie rasfokstieren voor rasverbetering. Uit Duitsland peuterden we een bulldozer en een compressor los en ook nog een Röntgeninstallatie voor ons ziekenhuisje. We stimuleerden de aankoop van tractoren voor de landbouw en bouwden wegen voor landbouwdoeleinden. We spoorden de mensen aan wat te doen aan hun haventje. Betrokken hen bij de aanleg van sportvelden, voor de bouw van een markthal en voor sanitaire verbeteringen.
We zijn bezig met andere watersystemen en met een paar proeftuinen. Om onze ernst met de zaak te tonen en te bewijzen dat het anders KAN! Er kwam een kaasmakerij en we zorgden voor gymnastiek aan de huishoudschool. Tientallen objecten…, alle even belangrijk in het grote project.
Die huishoudschool is belangrijk! We bemoeien ons ook met de opvoeding en de schoolleiding. Waar dat maar mogelijk is. Omdat het een basis geeft aan denken en handelen.
**lees hier meer van Gerard Helmink
Het gehele onderwijs is hier een droeve en droefgeestige aangelegenheid. Twee van de zestien scholen hebben maar twee onderwijzers. De rest moet het er met één doen. Scholen kun je het amper noemen. “Holen” is een betere benaming. Klasjes van twee en drie kinderen…!
Als de muren van het hol, dat ze school noemen in Aroniadika, nu eens niet naar binnen hadden geheld, tegen aardbevingsgevaar, dan was het ding al lang in elkaar gestort… We streven naar wegverbetering, zodat een volkswagenbusje voor 10 tot 15 kinderen, om hen naar een naburig dorp te brengen, niet te duur zal zijn.
Men is nu bezig aan de bouw van een nieuwe school. Aan dat project in Aroniadika hebben wij niets gedaan. Alleen gepraat en geschreven. Maar juist daarin gaat een enorme tijd en veel werk zitten. Annie heeft, naast haar verzorging voor het team, omdat zij veelal de correspondentie behartigt, hierin het leeuwenaandeel gehad. En die correspondentie is niet misselijk. Zakelijke brieven…, voorlichting…, inlichtingen…, bedelbrieven… Twee dagen schrijven in een week, betekent een slappe week…! Onze dagtaak omvat gemiddeld 10 – 12 uur per dag, gedurende 6, soms 7 dagen per week. Annie heeft daarnaast nog de zorg voor de huishoudschool te Mylopotamos.
MYLOPOTAMOS…. Een speciaal project, waarbij vele Nederlanders zijn betrokken. Ook jullie CJV’ers (Christelijke Jongeren Vereniging). De eerste steen leggen jullie niet…, dat geschiedde al in 1960, toen Annie haar verontwaardiging ging luchten over de stal, die huishoudschool werd genoemd hier. Waar 50 meisjes onderricht in kregen. En geleidelijk aan kreeg de verwezenlijking voor een nieuwe school vorm. Maar veel is er nog nodig. Jullie hebt er in je verenigingsbladen over kunnen lezen, en gedurende de actie “EEN KAARS VOOR KYTHERA” zullen jullie er nog wel meer over horen, of zien.
Massa’s dingen zijn er nog te doen op Kythera:
WEGENBOUW
WATERAANLEG
HAVENWERKEN
ONDERWIJS
VEETEELT
LANDBOUW
HOTELBOUW
SOCIAAL WERK
BEBOSSING, enz.
We gaan door…, “Zegt het de kinderen Israëls dat ze voorttrekken”.
Dat betekent: tegen elke tegenwerking…. Tegen alle onmogelijkheid in toch doorgaan. Met God.
(in Word door Jean Bingen november 2011)