Zomerkamper Frank Berghuijs toen en nu

 

Frank Berghuijs en Kythira.

 

Waarom is Kythira speciaal voor mij?

Mei 2021.

 

Toen ik eind januari 1967 in Athene arriveerde na een treinreis van een tweeëneenhalve dag en nacht waren daar de geur, kleur en klanken voor mij spannend, heel oosters. Een voor mij onbekende wereld van geschreeuw, oosterse muziek en chaos voltrok zich voor mijn ogen. Na een dag varen over een stormachtige zee kwamen wij (mijn mede HTS-practicant Harry en ik) begin van de nacht aan in een pikdonker Kapsali. De boot legde aan en uit de drukte op de kade klonk een stem, die ons in het Nederlands verwelkomde. Jurjen Koksma had ons al gezien. Na een rit door de duisternis omhoog arriveerden wij in Chora in een verlicht huis, het teamhuis. Daar na een kort welkom, met onze zware koffers door een straatje en een paar trappen af naar ons huisje. We gingen er een half jaar wonen. Een in onze ogen primitief huis. Een grote kamer, waarin een tafel en een paar stoelen en simpele bedden. In de kamer stond een oliekachel. Een keukentje met een kraan. Daar kon je wassen en de emmer vol laten lopen met water om de wc, die in een apart hokje was ingebouwd, door te spoelen. Na een nacht slapen wakker worden met de vraag: waar ben ik eigenlijk? Op naar het teamhuis voor het ontbijt. Daar kennis gemaakt met de Griekse gedienstige Dimitra.

 

Vervolgens met Jurjen Koksma per auto naar Fratsia. Plan: Er moest waterleiding komen, dus eerst het dorp inmeten.Daar aangekomen, overleg met de “proideros” (dorpsburgemeester) in het gemeenschapshuis over onze werkzaamheden aldaar. Wij kregen een sleutel en zouden de volgende morgen beginnen. ‘s Avonds gingen we met Anna en Jurjen Koksma mee naar een dorpsfeest in Mitata. Zij waren daar uitgenodigd en wij moesten maar mee, konden we meteen zien/meemaken hoe dat was. Wat een ervaring. We kwamen aan in een pikdonker dorp (geen straatverlichting). In een kafenion, waar de enige verlichting bestond uit een grote gaslamp aan het plafond, daarbinnen begon het feest! Het leek wel of we in een schilderij van Jan Steen waren terechtgekomen. Oude mensen, jonge mensen, kinderen, muziek en veel eten en drinken. We waren in een voor ons totaal onbekende andere wereld.

 

De volgende morgen naar Fratsia en zo geschiedde vele dagen. Jurjen ging met de auto naar de noordkant van het eiland en zette ons af bij de zijweg naar Fratsia. Wij liepen deze weg af naar het gemeenschapshuis en verdiepten ons in de planning van ons werk en het meetinstrument (een theodoliet), wat ons daarbij ter beschikking stond. Eerst maar eens uitzoeken met onze studieboeken erbij, hoe zo’n apparaat werkte. Gelukkig had ik het halfjaar hiervoor bij een aannemer gewerkt en daar had ik een tijdje met een landmeter meegelopen. Dus na enige tijd hadden wij het door en kon het meten beginnen. De dagen in januari, februari, maart, waren vaak nog koud, winderig en regenachtig. Onze winteruitrusting bestond uit een dikke trui en een windjack, dus er werd wat afgekleumd. Regelmatig doken wij een primitief kafenion in, waar ze een bak met brandende houtskool hadden staan. Daaraan konden we ons warmen en met een Grieks cognacje erbij begon bij ons ook het bloed weer te stromen en konden we onze verstijfde vingers weer bewegen. Wel zo handig, als je de resultaten van je metingen wilde opschrijven (bergen cijfers, die we hebben afgelezen). Soms waaide het zo hard, dat we de baak (een lat met becijfering) niet stil en verticaal konden houden en soms regende het zo hard, dat het werk onmogelijk werd. Op de dagen, dat het te hard waaide en regende konden we deze cijfers omrekenen en met een tekenmachine de plattegrond van een stukje Fratsia tekenen. Dat gebeurde op kantoor in het teamhuis. Dat omrekenen was nodig, want de theodoliet werkte met het 100 gradenstelsel en de tekenmachine met het 90 graden stelsel. Ja, handig, maar niet heus.

 

De dagen van werk leverde diverse vriendschappen en vele verhalen op. En kennis van de Griekse taal; want slechts een enkeling sprak Engels. Dat waren de teruggekeerde Kythirioten, zij die een aantal jaren in Australië of Amerika hadden gewerkt en na hun pensionering waren teruggekomen. Eén van hen noemden we meneer Maxwell, want bij hem dronken we regelmatig Maxwell koffie. Dan had je nog de bijzondere ontmoetingen. De oude man die aangaf, dat hij nog tegen de Turken had gevochten, in de vrijheidsoorlog. Een oud vrouwtje, ze stond al met één been in het graf, woonde in een vervallen huisje, waarvan de ramen en deuren eruitzagen of de oorlog net afgelopen was. Haar vingers begonnen al zwart te kleuren. Maar zij stond erop, dat we bij haar tussen de middag een broodje met gebakken ei kwamen eten. Zij was zo dankbaar, dat er mensen kwamen, die voor waterleiding in de plaats gingen zorgen. Het was ontroerend.  Wij waren daar om de mensen te helpen hun leefomstandigheden te verbeteren. Het maakte op mij veel indruk. Een beeld dat ik heel mijn leven met mij mee zal dragen!  Aan het einde van elke meetdag in Fratsia liepen wij terug naar de hoofdweg, waar we wachtten op Jurjen Koksma, die weer met de auto uit het noorden kwam. Soms als we al eerder waren opgehouden vanwege het slechte weer, gingen we liften. Zo kwamen we een keer met een lift tot Livadi. Voor het kafenion van Jannis Lourandos (toen ‘to πευκακι’ = de pijnboom, tegenwoordig ‘Pierros’ na 2005. De pijnbomen zijn jaren geleden weggezaagd.) stonden wij aan de overkant te schuilen tegen de regen en te wachten op de volgende lift.

 

 

1967 Livadi “to pevkaki” Jiannis Lourandos

 

Een klein joch (Manolli) kwam uit het kafenion en wenkte ons om mee te komen, het kafenion in. Daar brandde de kachel en was het droog en warm. Zijn vader Jannis begroette ons hartelijk en gaf aan dat we welkom waren, ook al bestelden we niets. We mochten altijd binnenkomen. Wij waren immers op Kythira, daar was een ieder welkom. Alweer een levensles. Gastvrij, dat zijn de Grieken. Er zouden nog vele lessen volgen. Op 21 april gebeurde er iets merkwaardigs. Alle kafenions zaten vol met fluisterende mannen. Er was iets gebeurd! Een omwenteling, een aantal kolonels van het leger hadden de macht overgenomen en de regering naar huis gestuurd. En zo gebeurde het, dat ik op mijn verjaardag, 22 april, om 20:00 uur binnen moest zijn. Avondklok!! Niemand mocht na die tijd nog buiten zijn. De Koksma’s waren toen net een aantal dagen ervoor vertrokken naar Nederland. Het Team bestond slechts uit 3 personen, Ida, een landbouwkundig ingenieur uit Wageningen, mijn mede HTS-practicant Harry en ik.

Wij waren van plan met Grieks Pasen een reis te maken, met de bus vanuit Githio over de Peloponnesos naar Athene. Van de commissaris van politie op Kythira kregen we een aanbevelingsbrief mee en die moesten we maar laten zien aan het hoofd van de politie in Githio. Er stond vast in dat we “goed volk” waren… Aldaar aangekomen, keek het hoofd van de politie vreemd op en zei dat er niets bijzonders was; we konden/mochten gewoon reizen. Tijdens onze busreis werd de bus een paar keer gecontroleerd door militairen; vast op zoek naar “foute personen”. Ook weer een belevenis voor Hollandse jongelui. In Nafplio bleven we een paar nachten over en daar maakte ik op Goede Vrijdag de processie mee, een uitvaartstoet, de symbolische begrafenis van Christus. Indrukwekkend, een militaire band speelde prachtige treurmuziek, daarachter de Epitafios (in de Epitafios ligt de icoon van Jezus), die wordt dan door vier man gedragen. Voor een eerste keer zo iets meemaken!! De volgende dag, zaterdagavond naar de kerk, waar na twaalven in het pikdonker in het heiligdom een kaars werd aangestoken. Waarna het licht onderling werd doorgegeven. Er ontstond een zee van licht! En buiten knalde vuurwerk en donderbussen. Pasen begon.

Na een paar dagen in Athene aangekomen en daar hoorden we op de Nederlandse ambassade, dat onze kroonprinses een zoon had gekregen. Ene Willem Alexander. Wij hebben daarna maar op het Syntagmaplein een Heineken gedronken op de nieuwe prins! Terug op Kythira kwam na een paar weken een Nederlands echtpaar met kinderen het team versterken; de familie Breunisse. Zij trokken in ons huisje en wij kregen een slaapkamer in het teamhuis. Wij startten met ander werk: waterleidingen in Livadi. Aan- en afvoerleidingen leggen naar de deksamini (waterkelder) en kranen voor huisaansluitingen zetten op de buizen van de al aangelegde waterleiding. Elke ochtend moesten we ons eerst melden bij de dorpsburgemeester Spiros Gianniotis. We bespraken de werkzaamheden en zijn vrouw Georgia zorgde voor een tweede ontbijt. Je moest immers goed gevoed aan het werk; dus paximadia (keiharde oliebroodjes) met warme geitenmelk. Gelukkig kwam er ook regelmatig een Australische Kythirioot Stratis Dzannes, die ons hielp met vertalen.

 

Met de smid Kassimatis bij de sleuf (1967)

 

In Juli arriveerden de werkkampen; jongelui uit Nederland, die het team kwamen helpen. Eén werkkamp in Fratsia, helpen met de bouw van een kaasfabriekje. Ik startte met een werkkamp in Mylopotamos, waar we werkten aan de voortgang van de bouw van een huishoudschool en het graven van boomgaten (daar werden dan in de winter jonge boompjes in geplant). De warmte en het vele overrijpe fruit eiste zijn tol in ons kamp. Ook ik werd door diarree gevloerd, helaas. Met het kamp weer terug naar Holland. Terug na een tijd en reis, die mij mede gevormd hebben. Ik heb geleerd wat gastvrijheid betekent en wat een rijkdom dat is!

Na weer een jaar studeren in Nederland ging ik na het halen van mijn diploma terug naar Kythira in 1968, Koksma kon mij wel gebruiken als technische leider in een zomerwerkkamp. Niets liever dan dat! Terug! En zo als diverse “Koksmatia” (studenten, die bij Koksma in het team hadden gewerkt) werd ik verliefd op één van de deelneemsters uit het zomerwerkkamp. Het was wederkerig gelukkig! Het eiland en zijn bewoners sloten we voor altijd in onze harten …

 

Vele jaren komen we er al terug, eerst met onze kinderen en ouders, later met kinderen en kleinkinderen. Een paar voorbeelden van deze reizen. In 1970, pas getrouwd, per vliegtuig naar Athene, de bootreis naar Kythira. Op het eiland lopen en liften. Een keer achter op de motor en in het zijspan van de visboer. Een ander keer met een stoeltje van het terras van Jannis achter op de laadbak van een vrachtauto. Alles kon. Terug over de Peloponnesos met de bus, tussen de vrouwtjes met manden met kippen. In 1972 per lelijke eend door het toenmalige Joegoslavië. Aangekomen in Githio konden we niet over met de reguliere boot. Toen naar Neapoli, waar we binnen een half uur een kaïki (vissersboot) hadden geregeld, die ons wel wilde overzetten naar het eiland. Wat een avontuur, de auto dwars op de boot, vastgesnoerd met touwen. Het was al avond, dus donker. Om de passerende schepen te waarschuwen moest ik met de koplampen van de auto knipperen. Dan konden zij ons zien! Vervolgens brak er paniek uit, we maakten water! Naar Platia Ammos, dat was het dichtstbijzijnde haventje. Wat bleek, daar aangekomen, een slang van het koelsysteem van de motor was losgesprongen en stond het ruim te bewateren!

 

1972 vertrek uit Platia Ammos op de vissersboot

 

In 1974 samen met mijn ouders en Maike, onze dochter van net een jaar oud. Mijn vader en ik per auto en de drie dames per vliegtuig naar Athene. Weer de oversteek vanaf Neapoli per kaïki gemaakt. Dit keer ‘s ochtends vroeg over een spiegelgladde zee. Terug leek een probleem. Het kolonelsregime was net gevallen vanwege een mogelijke oorlog met Turkije. Die dreigde door een conflict over Cyprus. Onze hotelbaas Jannis uit Livadi regelde dat wij met onze auto een plaatsje kregen op de reguliere boot naar Gythio, de Kanaris. Wat een geschreeuw bij de balie van het scheepvaartkantoor; iedereen wilde weg!  Gelukkig was Jannis er, en werden onze plaatsen niet weggegeven. Voordat onze auto met een lier aan boord werd gehesen viel uit die zelfde lier een kast tussen de wal en het schip!

 

 

1974 veerboot Kanaris in Platia Ammos met de auto in het net

 

Terug in Athene bleek de luchthaven net weer open. Daarom konden wij de bestelde kamers in ons hotel betrekken; de gasten waren zojuist vertrokken na dagen van vertraging. Wij wisten daar niets van. In 1979 waren we weer met mijn ouders op het eiland. Dit keer in Kalisperianika. Een opgeknapt ouderlijk huis van onze hotelbaas Jannis. En regelmatig bracht een oudere dame uit het plaatsje ons eieren voor de kinderen en bloemen voor het huis. In 1982 met de kinderen per auto via Italië.

 

 

1982 simpel huisje in Livadi

 

In Livadi hadden wij een heel simpel oud huisje. En elke ochtend bracht Marika, de buurvrouw met een geit, geitenmelk voor de kinderen! Over gastvrijheid gesproken. Het blijft trekken, ons tweede “thuisland”. De vrienden en hun kinderen, de strandjes, de natuur.

Kythira heeft een bijzonder plaats in ons leven ingenomen!

Frank Berghuijs

 

 

Begin typing your search term above and press enter to search. Press ESC to cancel.